Met Oudheid wordt over het algemeen die periode in de geschiedenis van een bepaalde cultuur bedoeld die begint met de introductie van het schrift en het ontstaan van een beschaving. In onze westerse cultuur bedoelt men daar vaak de periodes van het oude Nabije Oosten (ca. 3300 v. Chr. tot ca. 800 v. Chr.) en de klassieke oudheid (van ca. 800 v. Chr. tot 480 na Chr.)
De Europese geschiedenis wordt gewoonlijk in vier perioden onderverdeeld: Oudheid, Middeleeuwen, Nieuwe Tijd en Moderne Tijd. Vaak wordt de Renaissance als aparte overgangsperiode tussen de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd aangezien.
Verscheidene culturen kennen een oudheid. De definitie wordt doorgaans vooral gebruikt voor de Oudheid van de westerse beschaving. Deze begon kort voor 3000 v.Chr. met de uitvinding van het schrift. De periode van ongeveer 600 v.Chr. tot 400 n. Chr. wordt de Klassieke Oudheid genoemd.
Ook andere culturen kennen een oudheid. Voorbeelden zijn de Chinese Oudheid, het Perzische Rijk, Java en Meso-Amerika. Het Oude Egypte en Mesopotamië worden vaak als voorlopers van de westerse beschaving beschouwd, maar ze worden niet tot de Klassieke Oudheid gerekend, omdat die term doorgaans alleen gebruikt wordt voor de geschiedenis van het Oude Griekenland en het Romeinse Rijk.
|