De renaissancearchitectuur is de stijlperiode van de architectuur in Europa die opkwam rond 1400 en rond 1600 overging in de barok. Het is een periode waarin bouwmeesters meer aanzien en zelfvertrouwen kregen en zich niet meer als ambachtslieden zagen, maar als geleerden.
De Oud-Griekse en Romeinse bouwkunst werd herontdekt en bewonderd. Proportie en harmonie waren erg belangrijk, zoals ook in de klassieke oudheid. Echter, waar de maatverhoudingen in de oudheid uit de muziektheorie werden gehaald, gebruikten architecten uit de renaissance vaak het menselijk lichaam als uitgangspunt. Kenmerkend is onder andere het gebruik van pilasters in de gevels en frontons boven raam- en deuropeningen.