Rhea | ||||
---|---|---|---|---|
Rhea, gefotografeerd door Cassini 16 januari 2005 (NASA)
| ||||
Ontdekking | ||||
Ontdekt door | Giovanni Cassini | |||
Ontdekt in | 1672 | |||
Baankarakteristieken | ||||
Straal (gemiddeld) | 527.040 km | |||
Omlooptijd | 108u 25m 12s | |||
Natuurkundige kenmerken | ||||
Gemiddelde diameter | 1528 km | |||
Massa | 2,3166×1021 kg | |||
Gemiddelde dichtheid | 1,24 g/cm3 | |||
Valversnelling aan oppervlak | 0,26 m/s2 | |||
Omwentelingstijd | 108u 25m 12s | |||
Albedo | 0,65 | |||
Atmosfeerkarakteristieken | ||||
Luchtdruk | 0 kPa | |||
|
Rhea is de op een na grootste maan van Saturnus. De maan is in 1672 ontdekt door Giovanni Cassini en is vernoemd naar Rhea een van de Titanen uit de Griekse mythologie. Rhea is een ijzig object met een dichtheid van ongeveer 1240 kg/m3. Deze lage dichtheid is een aanwijzing dat de kern van steen minder dan 1/3e deel van de massa van de maan is, en de rest uit bevroren water bestaat. Rhea lijkt op Dione, met verschil tussen het voorste en het achterste halfrond, iets wat waarschijnlijk betekent dat ze een vergelijkbare samenstelling en geschiedenis hebben. De temperatuur op Rhea is -174 °C in de zon en tussen -200 °C en -220 °C in de schaduw.
Rhea is bedekt met inslagkraters en heeft heldere slierten op het oppervlak. Het oppervlak kan op basis van de dichtheid van kraters worden verdeeld in twee geologisch verschillende gebieden; het eerste deel bevat kraters met een diameter groter dan 40 km, en het tweede deel, te vinden in de pool- en equatoriale gebieden, kraters heeft die kleiner dan 40 km zijn. Dit is een aanwijzing dat er ooit een nieuw deel aan het oppervlak is gekomen.
Het voorste halfrond is het zwaarste gevuld met kraters, en heeft een uniforme helderheid. Net zoals op Callisto hebben de kraters nauwelijks reliëf, zoals op de Maan en op Mercurius het geval is. Op het achterste halfrond is een netwerk van heldere stroken op een donkere achtergrond, met enkele zichtbare kraters te zien. Er wordt verondersteld dat deze stroken materiaal zijn dat door ijsvulkanen is verspreid vroeg in de geschiedenis van Rhea, toen deze nog vloeibaar van binnen was.