Na een eerdere afgeblazen poging onder Caligula liet keizer Claudius I in 43 n.Chr. een leger verzamelen met als doel een invasie in Brittannië uit te voeren om daar Verica, koning van de Atrebati, verbannen door de Britse koning Cunobelin, terug op de troon te plaatsen.[1] Aulus Plautius, een vooraanstaand senator, kreeg de algemene leiding over vier legioenen (met een totale sterkte van zo'n 20.000 legionnairs) plus nog ongeveer een gelijk aantal hulptroepen. De legioenen waren:
Van het legioen II Augusta is bekend dat deze onder commando stond van de toekomstige keizer Vespasianus. Drie andere mannen met een passende rang om legioenen aan te voeren zijn bekend uit bronnen die over de invasie hebben geschreven. Cassius Dio vermeldt Gnaeus Hosidius Geta, die waarschijnlijk IX Hispana leidde, en Vespasianus broer Titus Flavius Sabinus de Jongere.[2] Eutropius vermeldt Gnaeus Sentius Saturninus, maar als voormalig consul was deze waarschijnlijk te senior om nog een legioen aan te voeren, misschien vergezelde hij later Claudius tijdens diens bezoek aan Britannia.[3]