Schots-Gaelisch Gàidhlig | ||||
---|---|---|---|---|
Sprekers | 58.000 moedertaal, 100.000 totaal | |||
Taalfamilie | ||||
Alfabet | Latijns | |||
Officiële status | ||||
Officieel in | ||||
Taalorganisatie | Bòrd na Gàidhlig | |||
Taalcodes | ||||
ISO 639-1 | gd | |||
ISO 639-2 | gla | |||
ISO 639-3 | gla | |||
|
Schots-Gaelisch of, in de taal zelf: Gàidhlig, is een Goidelische taal die wordt gesproken door de Gaels, een Keltische stam in de Schotse Hooglanden. De taal werd in 2011 nog slechts door zo’n 58.000 mensen beheerst.[1]
De Goidelische taal was al eerder in de 3e eeuw vanuit Ierland naar Schotland gebracht en werd ook Highland-Gaelic genoemd, omdat het oosten en zuiden van Schotland, door de Angelsaksische invasies in de vroege Middeleeuwen, gekoloniseerd werden door met name de Angelen en ook de Schotten daar sindsdien de taal van de Angelen, later het Engels, gingen spreken. In de Hooglanden en op de eilanden bleef het Schots-Gaelisch de meest gebruikte taal.
De status van de taal ging achteruit na de unie van de Schotse en Engelse koninkrijken en definitief na de mislukte Jacobitische Rebellie in 1745. Na de slag bij Culloden in 1746 verloren de Schotse kroonpretendenten hun laatste rechten op de troon en werden hun aanhangers, met name de adel (clanhoofden) in de Hooglanden, ontrecht en werd hun grondbezit geconfisqueerd. De nieuwe Engelse wetten kenden geen gemeenschappelijk grondbezit zoals dat van de clans van de Hooglanders. Hun land kwam in handen van koningsgetrouwe en Engelse adel, die honderd jaar later besloot om de onrendabele kleinschalige en bodemintensieve landbouweconomie te saneren. Hongersnoden motiveerden een drastische ingreep met wat heette de 'clearing of the Highlands'. Tienduizenden Hooglanders werden vaak met politiegeweld uit hun huizen gezet, hun dorpen werden platgebrand om hun terugkeer onmogelijk te maken en zij werden als armlastigen gedeporteerd naar de Engelse kolonies, o.a. naar de Canadese provincie Nova Scotia.
In hun plaats kwamen uit de Lowlands - Engelstalige - schapenboeren met een bodemextensieve bedrijfsvoering. Per saldo was dit een ontvolking en een aantal 'glens' werden 'mensenleeg' gemaakt. Dit betekende in feite het elimineren van het gemeenschapsleven waarop de Schotse taal eeuwenlang had berust. In 1841 werden 45.738 eentalige sprekers van het Schots-Gaelisch geregistreerd. In 1911 waren er nog 18.400 eentaligen en in 1971 nog amper 477. Het aantal tweetaligen in dat laatste jaar werd op 49.000 vastgesteld.
Het gehele gebied van de Highlands (op de bijgevoegde kaart is dat het gebied met in 2011 > 2% sprekers van Schots-Gaelisch) van Inverness tot Dundee in het oosten en van Dundee tot Glasgow in het zuiden, was in 1891 nog steeds dominant, dat wil zeggen voor meer dan 50%, Schots-Gaelischtalig. In 1931 zijn alle landinwaarts gelegen Hooglandendistricten dominant Engelstalig geworden. Alleen de onmiddellijk aan de kust gelegen westelijke districten en de eilanden hebben dan nog een meerderheid aan Schots-Gaelischsprekers. In 2001 komen op het vasteland geen gebieden meer voor met meer dan 50% sprekers van de taal. Dat is dan alleen nog het geval op de Buiten-Hebriden ('na h-Eileanan an Iar') en op het eiland Skye. Het onbeschaafde imago van het Schots-Gaelisch is een stigma dat tot op heden bleef voortbestaan.[2]
In 2020 werd uit onderzoek bekend dat nog slechts 11.000 personen het Gaelic daadwerkelijk gebruiken. Op de westelijke eilanden zakt het aantal sprekers naar verwachting in 2021 onder de 50%, waarmee de levensvatbaarheid van de taal in gevaar komt. De onderzoekers voorspellen dat zonder radicale maatregelen de taal binnen 10 jaar zal uitsterven.[3]