Syndroom van Cushing | ||||
---|---|---|---|---|
Synoniemen | ||||
Latijn | basophilismus pituitarius[1] | |||
Nederlands | cushingsyndroom[2] hypercortisolisme[2] chronisch glucocorticoïdexces[2] chronisch cortisolexces[2] pituïtair basofilisme[2] hypofysair suprarenaal syndroom[2] metabool hypercorticisme[1] | |||
Coderingen | ||||
ICD-11 | ||||
DiseasesDB | 3242 | |||
MedlinePlus | 000410 | |||
eMedicine | med/485 | |||
MeSH | D003480 | |||
|
Het syndroom van Cushing[2] (ICD-10 E24) is een verzameling van symptomen die veroorzaakt wordt door een te hoog cortisolgehalte in het bloed (hypercortisolemie). Dit kan een gevolg zijn van inname van medicijnen die corticosteroïden bevatten, zoals inhalatiecorticosteroïden of huidzalven, of van een te hoge cortisolproductie door de bijnieren of vanuit de hypofyse. Cortisol is een katabool hormoon, dat wordt aangemaakt in de bijnieren, aangestuurd vanuit de hypofyse. Het wordt ook wel het 'stresshormoon' genoemd, omdat het vrijkomt bij lichamelijke of geestelijke stress. Het breekt eiwitten af in de spieren, waarbij, via gluconeogenese, glucose vrijkomt en daardoor vervolgens, via de celademhaling, de bij stress benodigde energie. In de stofwisseling speelt het een rol bij:
Cortisol remt onder meer ontstekingsreacties, en veroorzaakt een stijging van de hoeveelheid glucose in het bloed (hyperglykemie). Het lichaam reageert op het te hoge glucosegehalte door het hormoon insuline te produceren. Het langdurig verhoogde gehalte van zowel cortisol als insuline in het bloed zorgt samen voor een abnormale verdeling van het lichaamsvet. Ook leidt een continu verhoogde productie van insuline uiteindelijk vaak tot suikerziekte (diabetes mellitus). Het verhoogde cortisol zorgt ook voor de afbraak van eiwitten in de huid en in het haar en verzwakt zo het bindweefsel. Cortisol heeft daarnaast een remmend effect op een ander hormoon, ADH, wat ervoor zorgt dat iemand met het syndroom veel moet plassen (polyurie).