Een transfercel is een gespecialiseerde parenchymcel die een groter oppervlak heeft als gevolg van instulpingen van het celmembraan. Ze vergemakkelijkt het transport van suikers van voornamelijk bladeren naar een plek met een grote suikerbehoefte, waar vaak nieuwe bladeren, vruchten of zaden ontstaan. Ze worden ook aangetroffen in nectariën van bloemen en sommige vleesetende planten en in associatie met biotische symbionten (stikstofbindende bacteriën en mycorrhiza).[1] Transfercellen worden vooral aangetroffen in planten in het gebied waar voedingsstoffen worden opgenomen of uitgescheiden.[2]
Over het algemeen ontwikkelen transfercellen zich uit een reeks gedifferentieerde celtypen door een proces dat gepaard gaat met dedifferentiatie gevolgd door een nieuwe differentiatie, ook wel transdifferentiatie genoemd. Vanuit evolutionair perspectief verschijnt dit ontwikkelingsverschijnsel voor het eerst in algen (bijvoorbeeld thallustransfercellen van de Chara alg Coleochaete orbicularis. Bij meristemen in de plantenstengel kan differentiatie van verschillende gastheerceltype naar transfercellen gelijktijdig optreden (bijvoorbeeld in het hypocotyl- en het epicotyl van sla). Transfercellen worden vernoemd naar het oorspronkelijke celtype, bijvoorbeeld epidermale transfercel uit een epidermiscel. Het dedifferentiatieproces maakt deel uit van de groei van de plant of vindt plaats als reactie op abiotische of biotisch stress.[1]