Een verkeersdrempel (ook: verkeersheuvel) is een infrastructurele aanpassing die ervoor moet zorgen dat de snelheid van het gemotoriseerde verkeer wordt gematigd, ofwel een snelheidsremmende maatregel voor het verkeer. De eerste verkeersdrempel in Nederland werd in 1970 in Delft gelegd door stedenbouwkundige Joost Váhl.
De snelheid waarmee men comfortabel over een drempel kan rijden hangt af van het ontwerp en het gebruikte voertuig. De standaarduitvoering in Nederland is een lengteprofiel in sinusvorm met een lengte van 4,80 meter. De hoogte bedraagt 8 tot 12 centimeter.[1]
Meestal worden er geen drempels aangelegd op busroutes, dit vanwege het comfort en veiligheid in het voertuig (van de chauffeur en de inzittenden), maar ook omdat de relatief zware en goed geveerde bussen trillingen en schade kunnen veroorzaken. Met nieuwe verkeersdrempels, die bij zware voertuigen doorbuigen, en bij lichte voertuigen niet, zou dit probleem ondervangen moeten worden. Ook zijn busvriendelijke drempels in gebruik: plateautjes van ongeveer 1,65 m breed met afgeschuinde randen waar bussen met hun breed uiteen staande wielen net omheen kunnen terwijl de meeste auto's een hobbel ervaren.
Een cirkelvormige verkeersdrempel midden op een kruising of T-splitsing wordt een 'punaise' genoemd. Dit is geen rotonde: verkeer kan en mag er recht overheen rijden.
Er bestaan in Nederland ook verkeersdrempels op (brom)fietspaden, bijvoorbeeld in recreatieve duingebieden, bedoeld om de snelheid van wielrenners te beperken. In woongebieden zijn bromfietsdrempels vaak uitgevoerd als verdiepte dubbele sinusvorm. Door deze verzonken vorm worden de drempels minder snel met een 'sprong' genomen.[2] Houten was de eerste gemeente in Nederland die in 1997 bromfietsdrempels heeft aangelegd tegen brommeroverlast.[3]