Voedingsvezels zijn een groep qua aard en werkzaamheid zeer uiteenlopende stoffen van plantaardige oorsprong met als gemeenschappelijke kenmerk dat ze in de dunne darm van de mens niet worden verteerd of opgenomen. Ze komen dus intact aan in de dikke darm.[1] Hoewel ze soms als ballaststoffen worden aangemerkt spelen ze een belangrijke rol bij het functioneren van de darmen.
Er bestaan verschillende soorten vezels, die verschillen in hun oplosbaarheid, en in hoeverre ze worden gefermenteerd door darmbacteriën. Vezels komen vooral uit de celwanden van plantaardig materiaal. Hierom zijn ze voornamelijk aanwezig in groente, fruit, aardappelen, volkorenbrood, ontbijtgranen, peulvruchten en noten. Vezels zijn een belangrijke component van een gezond voedingspatroon; ze dragen bij aan een goede spijsvertering en een verzadigd gevoel na het eten. Er zijn bovendien sterke aanwijzingen dat ze het risico op hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en darmkanker kunnen verminderen.[2][3]
<ref>
; er is geen tekst opgegeven voor referenties met de naam Gezondheidsraad 2006