Voedselzekerheid is volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie een situatie waarbij “mensen op elk ogenblik fysiek en economisch toegang hebben tot voldoende veilige en voedzame levensmiddelen om hun eetbehoeften en -voorkeuren voor een actief en gezond leven te voldoen”[1] Wie leeft in voedselzekerheid, kent met andere woorden geen honger of ondervoeding.
Het begrip “voedselzekerheid” werd in 1974 nog gedefinieerd als “permanente beschikbaarheid van voldoende voorraden van basisvoedsel op wereldvlak om te kunnen voldoen aan de toenemende voedselconsumptie, en om storende schommelingen in productie en prijzen op te vangen”[2].
In de geschiedenis werd voedselzekerheid vooral bereikt door een gepaste opslag, bijvoorbeeld in graanschuren, en de bewaring van levensmiddelen.
Volgens het Wereldvoedselprogramma (WFP) hebben wereldwijd ongeveer 800 miljoen mensen niet genoeg te eten[3]. Honger en ondervoeding is rampzaliger voor kinderen en vrouwen, en komt voornamelijk voor in de landen van het Zuiden. Om het probleem op te lossen, zou jaarlijks 3,2 miljard dollar nodig zijn.[3]
Om in noodsituaties voldoende voedsel te kunnen verstrekken, bestaat wereldwijd het Wereldvoedselprogramma. In eigen land kunnen noodlijdenden terecht bij voedselbanken. Andere vormen van (aanvullende) voedselwinning in noodsituaties, zijn de oorlogstuinen en de stadslandbouw.