Wally Moes | ||||
---|---|---|---|---|
Portret van Moes (1884) door Thérèse Schwartze
| ||||
Persoonsgegevens | ||||
Geboren | 16 oktober 1856 | |||
Overleden | 6 november 1918 | |||
Geboorteland | Nederland | |||
Nationaliteit | Nederlandse | |||
Beroep(en) | Schilder | |||
Oriënterende gegevens | ||||
Jaren actief | 1871-1918 | |||
Stijl(en) | Romantiek | |||
RKD-profiel | ||||
|
Wilhelmina Walburga "Wally" Moes (Amsterdam, 16 oktober 1856 – Laren NH, 6 november 1918) was een Nederlands kunstschilder.
Moes ging in 1873 naar de Academie voor Beeldende kunsten in haar woonplaats. Daar ontmoette zij onder de weinige vrouwelijke studenten van de academie Arina Hugenholtz. In Düsseldorf raakte ze bevriend met Thérèse Schwartze. In 1884 vestigde Moes zich in Laren. Daar woonde ze een jaar met studiegenoot Etha Fles in de villa van Neuhuys aan de Naarderstraat. Daarna woonde ze in een pand aan de Atelierweg. Deze staatnaam werd later gewijzigd in de Wally Moesweg. Het huis staat er nog en heet nu "Klein Lindenhof" (Oude Naarderweg 8).
Moes maakte deel uit van de Larense School. Omstreeks 1870 ontdekten schilders Het Gooi. Jozef Israëls was een van de eersten die Laren als inspiratiebron koos. Daarna volgden Hein Kever, Albert Neuhuys, Anton Mauve, Ferdinand Hart Nibbrig, en vele anderen. Zij legden "binnenhuisjes" maar ook het dorpsleven en het landschap vast. Na de komst van de Gooische Stoomtram in 1882, raakte het dorp uit zijn isolement. Stedelingen lieten villa's bouwen tussen de boerderijen en het dorp werd meer dan voorheen bezocht door dagjesmensen. Moes verbleef aanvankelijk in Hotel Hamdorff, later in een annex bij haar atelier en ten slotte in een aangepaste woning.
Het oeuvre van Wally Moes varieert van de realistische romantiek tot uiterst zoet romantisch werk. Vaak schildert ze Larense taferelen. Het kleurgebruik loopt uiteen van uiterst fel, vrolijk en zoet tot ingetogen en somber. Behalve aan tekenen, schilderen en etsen wijdt zij zich ook aan het schrijven. Eind 19e eeuw kreeg zij reuma waarna het schilderen steeds problematischer werd. Moes begon met het schrijven van verhalen. In 1911 verscheen haar eerste verhalenbundel, Larensche Dorpsvertellingen, en in 1916 verscheen haar autobiografie Heilig ongeduld. Moes overleed drie weken na haar 62e verjaardag en werd begraven op de algemene begraafplaats van het St. Janskerkhof te Laren. De schilder Jan Veth, die haar veel had geholpen, hield een grafrede.[1]
Wally Moes schreef over Laren:
Over Hotel Hamdorff schreef zij: