S-mijn (Schrapnellmine in Duits), door de Amerikanen genoemd "Bouncing Betty", is de bekendste antipersoonsmijn gebruikt in de Tweede Wereldoorlog. Wanneer geactiveerd, springen deze mijnen in de lucht en ontploffen ter hoogte van de heup. Bij die explosie schieten allerlei scherpe stukken staal in alle richtingen. De S-mijnen zijn ontwikkeld door Duitsland in 1930 en veel gebruikt door het Duitse leger in de Tweede Wereldoorlog. De mijn was ontworpen om gebruikt te worden in open plaatsen om onbeschermde infanterie te doden. Er zijn twee types ontwikkeld: SMi-35 en SMi-44. Ook de Finnen gebruikten de mijnen gedurende de Winteroorlog.
De S-mijn is in productie gegaan in 1935 en was een belangrijk onderdeel in de verdedigingsstrategie van Duitsland. Toen de productie bij de capitulatie van Duitsland beëindigd werd, had Duitsland meer dan 1,93 miljoen S-mijnen geproduceerd. Deze mijnen waren verantwoordelijk voor veel zwaargewonden en vertraagden de oprukkende geallieerde troepen. Het ontwerp was eenvoudig en succesvol en werd daarom na de Tweede Wereldoorlog veelvuldig geïmiteerd.