Een maar is een (voornamelijk) Groningse naam voor een waterloop. Maren zijn meestal smalle, ondiepe, onregelmatige, soms ook niet-natuurlijke stroompjes (slootjes) die al eeuwenlang door het landschap stromen. De naam is verwant aan meer in de betekenis watervlakte. In de negentiende eeuw meende men wel dat de naam 'grenssloot' betekende. Verwant is het Duitse woord Maar, dat 'drasland' betekent.
Maren komen het meest voor in de Groninger landstreken Hunsingo en Fivelingo, daarnaast in het Oldambt en in de Krummhörn. Het woord werd in deze betekenis in de 13e en 14e eeuw ook gebruikt in Vlaanderen (mare) en Friesland (mar).[1][2] Het woord zit verder verstopt in de waternamen Mare (bij Leiden) en Mere (bij Saint-Omer, 1056), alsmede in vele vroeg- en hoog-middeleeuwse plaatsnamen.[3]