Een hopliet (Oudgrieks: ὁπλίτης / hoplítês, 'zwaarbewapende'[1] < ὅπλον / hóplon, mv.: ὅπλα / hópla, 'wapenrusting'; later ook: 'hoplietenschild'[2]) was een zwaarbewapende infanterist in het Oud-Griekse leger, in tegenstelling tot de lichtbewapende gymnes (γυμνής / gumnếs) en psilos (ψιλός / psilós). Het voornaamste wapen van een hopliet was zijn lans, waarmee hij in een gesloten slagorde, falanx genaamd, optrok in de strijd.